Page 262 - tmp
P. 262
Wel veertigduizend vogels strijken er elk jaar neer om uit te rusten en op te vetten
voor de lange tocht. De kraanvogels broeden in Scandinavië en overwinteren in Zuid-
Spanje en noordelijk Afrika. Het was nog even rijden naar het oostelijke havenstadje
Sassnitz. We vonden onze accommodatie vrij snel. Er was een binnenhof waar we
onze auto gemakkelijk kwijt konden. Het was een pension annex vakantiewoningen.
Wij zaten in een vakantiewoninkje, maar dat was iets te optimistisch gesteld. Het was
een hokje van 4 x 4 meter met een magnetron, maar geen kookplaat. Dus je kon niet
echt koken. Wel waren er bestek en borden. Ernaast was een klein badkamertje.
Om in je bed te komen moest je op de manier van de Egyptische hiërogliefen
schuifelen, zo weinig ruimte was er naast het bed. We waren onderdak en dat was
het voornaamste. Nadat we onze spullen en klerezooi hadden opgeborgen (klerezooi
moet je lezen als klerenzooi en niet als de verbastering van kolere wat weer een
nevenvorm is van cholera) zijn we op weg gegaan naar de haven. Dat ging
berg/heuvel afwaarts. Het haventje zelf stelde niet veel voor. Er lagen een paar
vissersboten en drijvende restaurants. In de verte waren twee leuke havenlichten te
zien, maar dat was tegen de zon in. Morgenochtend zou waarschijnlijk een betere
kans bieden. Het was wel een leuke wandeling langs het water. Er was zelfs nog
iemand aan het zwemmen. In de verte lag een oude houten pier die helemaal vol zat
met aalscholvers. Ze zaten druk hun toilet te maken. De pier was afgesloten omdat
hij zwaar vervallen was. Aan de boulevard lagen grote witte hotels, waarschijnlijk
begin vorige eeuw. Via een geleidelijk omhooglopende weg gingen we door het oude
deel van plaatsje omhoog. We zagen mooie gebouwen, net als de hotels aan het
water, waarschijnlijk ook uit dezelfde tijd. We liepen langs een winkeltje met fossielen
uit de krijtrotsen en ze hadden ook barnsteen.
De kustlijn van Sassnitz