Page 62 - tmp
P. 62
In 1654 slaagden de Hollanders erin de eerste polder in te dijken. Dat de kosten van
het indijken van deze Alter Koog veel hoger uitvielen dan begroot, had vooral te
maken met de aversie van lokale dijkenbouwers jegens hun nieuwe bazen. In de
de
loop van de 17 eeuw werden de Osterkoog, de Trendermarschkoog en de Neue
Koog ontsloten. In de eerste helft van de 18 eeuw verwoestten zware stormvloeden
de
de nieuwgebouwde dijken, waardoor grote delen van het moeizaam op de zee
veroverde land weer moesten worden prijsgegeven. De participanten, wier
schuldenlast in de loop der jaren torenhoog was geworden, konden de middelen om
de dijken te repareren niet meer opbrengen en droegen de werkzaamheden over aan
lokale pachters. Berooid en moe van de strijd tegen het water keerden ze terug naar
hun vaderland. De komst van de Franse graaf Jean Henri Desmerderes in 1768
betekende voor vele eilandbewoners de ommekeer. In dat jaar verwierf de Franse
edelman het recht de door stormvloeden verloren gegane Christians-Koog opnieuw
In te dijken. Drie jaar later verkocht hij het nieuwgewonnen land van de naar zijn
vrouw genoemde Elisabeth-Sophien-Koog onder zeer gunstige voorwaarden aan de
eilanders, die nu voor het eerst weer meer invloed kregen. Nadat Pruisen in 1866 in
Schleswig-Holstein en dus ook in Noord-Friesland het Pruisische landrecht invoerde,
verloor het octrooi definitief zijn geldigheid. Met de Morsumkoog (1866) en de
Pohnshalligkoog (1924) werden de laatste polders aan Nordstrand toegevoegd.
Samen met de aanleg van de Nordstrander Damm gaf de inpoldering van de
Beltringharderkoog in 1987 Nordstrand definitief de status van schiereiland.
Zo je bent weer op de hoogte van het verleden van dit gebied, dan gaan we nu op
stap.
We reden eerst naar de noordwestelijke punt van het eiland. Hier lag een groot
gemaal, het Holmer Siel. Waar vroeger de zee aan de noordkant van het eiland
kabbelde of bulderde lag nu het Arlau-spaarbekken. Dit was een fors zoutwatermeer
omsloten door een lange landtong aan de ene kant en aan de andere kant de
Salzwiesen, het kweldergebied. Het was een bijzonder gebied, het tegenlicht en de
forse wolkenpartijen creëerden een bijzondere sfeer. Aan de wadkant, kijkend vanaf
de dijk, zagen we nog een paar Halligen. Het was laag water dus op de slikvlakte
tekende het zilveren zonlicht grillige figuren op het donkere slijk. We zijn langs de dijk
in zuidelijke richting naar de haven gereden. Onderweg zagen we een paar kleine
gehuchtjes. Er waren diverse prachtige Friesenhuizen te zien met hun markante
daken. Het riet was vloeiend om de dakramen gelegd, een bijzondere bouwstijl.
Bij de oudere huizen zat er soms een dikke laag groen mos op. In Norderhafen was
een dak helemaal bedekt door de wilde wingerd, die in deze tijd prachtig rood was
gekleurd. We reden verder langs de west- en zuiddijk over smalle weggetjes.
Het landschap was, zoals overal op het eiland, landbouwgebied. We kregen af en toe
een paar spatten, de ruitenwissers konden het gemakkelijk aan. In Süderhafen was
een haventje, zoals de naam al aangeeft. Na het bedijken van de Morsumkoog
groeide Süderhafen uit tot veerhaven voor passagiers en vracht van en naar Husum.
Na het gereedkomen van de dam verloor de veerverbinding haar betekenis. Dat was
nu duidelijk te zien. In het dorpje stond ook de Engel-Mühleis, een uit eind 1800
daterende Hollandse molen. We hebben hiervan nog wel een paar plaatjes
geschoten, maar het regende nu echt. Langs de oostkant van het eiland reden we in
noordelijke richting naar de plek waar de dam van de wal het eiland Nordstrand
binnenkomt. Een paar dagen geleden, op weg hier naartoe, waren we niet gestopt
op deze plek. Nu hadden we daar uitgebreid de tijd voor.