Page 132 - tmp
P. 132

Rømø
                                     2
               Oppervlakte 130 km ; inwoners 600.

               Geschiedenis
               De eerste vermelding van Rømø dateert van 1190, toen het eigendom was van het
               Sint-Knudklooster in Odense. In 1229 werd het eiland door koning Waldemar II in de
               Liber Census Dania aangeduid als kroondomein. Waarschijnlijk hebben de eerste
                                        de
               bewoners zich begin 13  eeuw op Rømø gevestigd. Met visvangst en veeteelt lukte
               het de eilandbewoners een bescheiden bestaan op te bouwen. Stuifduinen en
               zandverstuivingen maakten akkerbouw vrijwel onmogelijk. Nog altijd vormt het
               voortdurend stuivende zand een groter gevaar voor het eiland dan de Noordzee.
               Rømø, zo zeggen de Denen zelf, is een notoir onvruchtbare woestijn. In 1290 ver
               wierf het bisdom Ribe met de aankoop van grote stukken grond veel Invloed op het
                                                     de
               eiland. Doordat de Ribe Å begin 16  eeuw begon te verzanden, waardoor de stad
               voor zeeschepen onbereikbaar werd, kon Rømø zich ontwikkelen tot een belangrijke
               ankerplaats. In die tijd bezat Rømø een van de grootste vissersvloten van
               Denemarken. De bezetting van het eiland door het keizerlijke leger van Ferdinand II
               tussen 1627 en 1629 en de Burchardivloed die in nacht van 11 op 12 oktober 1634
               de Noordzeekusten teisterde en ook op Rømø enorme overstromingen veroorzaakte,
               wierpen de bevolking echter terug in armoede.

                       de
               Eind 17  eeuw zou met de opkomst van de walvisvaart een periode van voorspoed
               aanbreken. Op zoek naar werk monsterde menig eilander aan op schepen uit
               Amsterdam, Bremen of Hamburg om als commandeur, stuurman, speksnijder of
               harpoenier in de wateren rond Spitsbergen en Groenland op walvissen en
               zeehonden te jagen. Hachelijke ondernemingen in een ijzige wildernis, waar hen
               rijkdom of de dood wachtte. Een van de meest succesvolle commandeurs die Rømø
               heeft voortgebracht, was Hans Hansen Tønnis. In de zesendertig jaar dat hij naar
               de Arctische wateren voer, ving hij maar liefst 116 walvissen en meer dan 50.000
               zeehonden. Op het eiland vormen de rietbedekte commandeurshuizen, tuinhekken
               van walvisbeenderen en rijkversierde grafstenen stille getuigen van de rijkdom van
               de commandeurs en hun gezinnen. Nadat de walvisvaart begin 19  eeuw ten einde
                                                                                      de
               liep, keerden velen terug naar hun eiland om er een boerenbedrijf te beginnen.
               Anderen vonden werk op Deense koopvaardijschepen.

               Gelegen op een steenworp afstand van de Deens-Duitse grens was Rømø in het
               verleden menigmaal speelbal in regionale conflicten. Zo werd het van oorsprong
               Deense eiland tussen 1544 en 1864 opgedeeld in een noordelijk deel (Norrelandet)
               dat door de hertogen van Schleswig werd opgeëist en een zuidelijk deel
               (Sonderlandet) dat een enclave werd van het koninkrijk Denemarken. Na de Duits-
               Deense Oorlog van 1864 werd het eiland bij Schleswig-Holstein gevoegd. In de
               volksstemming van 1920 waren de eilanders evenwel eenduidig in hun keuze. Rømø
               werd weer Deens. In 1898 liet de Deense predikant Johannes Jacobsen in de duinen
               bij Lakolk de eerste vakantiehuisjes bouwen. Hiermee wordt de ondernemende
               pastor uit Skerbaek gezien als grondlegger van het toerisme op Rømø.
               Een doorslaand succes werd het overigens niet. Na vijf jaar ging zijn bedrijf failliet
               en werden de huisjes van de hand gedaan. De toeristen hadden evenwel, zij het
               mondjesmaat, de weg naar het eiland gevonden. Reizigers van het eerste uur
               werden met een pontje van Højer overgezet naar Kongsmark, van daar ging het
               met de paardentram naar Lakolk.
   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137